DE KLEINE WATERSALAMANDER - TITRUS VULGARIS

Beschrijving:
De Kleine watersalamander bereikt een maximale lengte van 90/100 mm. De vrouwtjes worden over het algemeen iets groter dan de mannetjes. De relatief korte, bij de snuit afgeronde kop heeft aan de bovenzijde 3 lengtegroeven. De staart is zijdelings afgeplat en ongeveer even lang als het lichaam. In de waterfase heeft het mannetje een getande of gewelfde rugkam die zonder onder-breking overgaat in de staart. Bij het vrouwtje is die rugkam in de waterfase ook aanwezig, maar slechts weinig ontwikkeld. Na de waterfase verdwijnen de rugkam, staartzoom en huidzomen aan de tenen grotendeels. De huid wordt dof, fluweelachtig en waterafstotend. De kleur- en tekenpatronen blijven echter aanwezig.
De grijze, donkerbruine of haast zwarte rugzijde van het mannetje is bedekt met grote, bijna ronde donkere vlekken. Aan de onderste staartzoom is een karakteristieke rode en blauwe kleuring aanwezig. Het midden van de buik van de mannetjes is intens oranje tot roodoranje gekleurd en wordt omgeven door witte zijbanden. De keel is lichter dan de buik. Zowel buik als keel zijn met grote zwarte vlekken bedekt.
De vrouwtjes zijn aan de bovenzijde lichtgelig tot zandkleurig of olijfbruin gekleurd. De vlekken op hun lichaam zijn beduidend kleiner dan bij de mannetjes. Vaak loop aan weerszijden van de rug een donkere gekartelde lijn als grens van de lichtere rugband. De buik is in het midden geel tot oranje/geel met lichtere banden aan de zijkant

kleine watersalamander

Leefgebied:
De Kleine watersalamander bewoont bijna alle, meestal open landschappen. Het is een cultuurvolger. Als voortplantingswateren dienen vooral kleine vegetatierijke, vaak zonbeschenen wateren, soms ook tijdelijke watertjes. Op het land zoekt hij de meest uiteenlopende vochtige en koele schuilplaatsen op, waarin hij ook overwintert van oktober/november tot februari/maart. Zij kunnen zich daarbij tot 500 m van het water verwijderen

Voedsel:
Zoals bij alle andere, gedeeltelijk op het land en gedeeltelijk in het water levende salamanders is het voedsel afhankelijk van het seizoen en van de verblijfplaats. Aangezien de Kleine watersalamander als zwemmer dicht aan de oppervlakte van het water leeft, bestaat zijn voedsel hoofdzakelijk uit vrij zwemmende kreeftachtige, maar ook uit larven en eieren van andere amfibieën en zelfs van soortgenoten. Op het land leeft hij veelal van insecten. Tijdens de landfase zijn de dieren alleen in regenachtige nachten buiten hun schuilplaatsen te zien. In de voortplantingstijd zijn ze dag en nacht actief.

Voortplanting:
De trek naar de voortplantingswateren begint in februari maar kan doorlopen tot in mei. De mannetjes en vrouwtjes komen er meestal tegelijkertijd aan. Na een interessant paringsritueel zet het mannetje de spermatofoor af, hij leidt het vrouwtje achteruit waarbij de spermatofoor door de cloacalippen van het vrouwtje worden opgenomen. Zo worden de eitjes bevrucht. Een vrouwtje zet per seizoen 200 - 300 eitjes af, die met de achterpoten één voor één in het blad van een waterplant worden gevouwen. De embryonale ontwikkeling duurt 8 - 14 dagen, afhankelijk van de watertemperatuur.

De larven:
De larven hebben een totale lengte van 6 - 8 mm als ze uit het ei komen en bereiken een lengte van ca. 40 mm. Tussen begin juli en november gaan de jonge salamanders als 25 - 40 mm lange diertjes het land op. Na 2 tot 3 jaar zijn zij geslachtsrijp. Tot die tijd leven zij op het land.