Beschrijving:
Beide geslachten kunnen een kop-romp-lengte van 70 mm bereiken, maar doorgaans
worden zij niet groter dan 55 - 60 mm.. Het zijn kleine, plompe bruine kikkers
met een korte, spitse snuit. De pupil heeft een horizontaal elliptische vorm.
Op de rugzijde is de Heikikker meestal contrastrijk en zeer variabel getekend.
Vaak loopt er een lichte band over het midden van de rug, die tussen de ogen
begint en doorloopt tot aan de cloaca en die aan weerszijden scherp begrensd
wordt door een rij donker gekleurde wratten. De onderkant is wittig. Van de
mondhoeken tot aan de punt van de snuit loopt een lichte streep over de bovenlip,
die tussen de ogen en de punt van de snuit soms vaal is.
Buiten de voortplantingsperiode zijn mannetjes en vrouwtjes nagenoeg niet van
elkaar te onderscheiden. De voorpoten van de mannetjes zijn iets beter ontwikkeld
dan van de vrouwtjes. In de paartijd hebben de mannetjes een opgezwollen uiterlijk
als gevolg van lymfe ophoping onder de huid. In het water zijn zij dan enkele
dagen violet tot blauw gekleurd.
Leefgebied:
De heikikker heeft een voorkeur voor gebieden met een hoge grondwaterstand en
is hierdoor een typische bewoner van laagveengebieden, waar hij vaak in Elzenbroekbossen
voorkomt. Ook in hoogveengebieden komt hij voor, zolang de pH-waarde maar niet
onder de 4,5 komt. Heikikkers komen ook voor in veenweidegebieden, in de verlandingszone
van grotere wateren, in natte heidegebieden. Buiten de voortplantingstijd zijn
de Heikikkers vooral te vinden tussen biezen- en zeggepollen of in de kruidlaag.
Zij kunnen tot 1 km van het water gevonden worden. In de droge zomers zoekt
de Heikikker, net als de groene kikkers, de wateroevers op. Zij overwinteren
op het land. De trek naar het voortplantingswater vindt plaats in de schemering
en in de nacht in februari en maart. Zij zijn dan dag- en nachtactief. Opvallend
is dat ook veel niet geslachtsrijpe dieren aan deze trek meedoen. Gedurende
de zomer zijn zij nachtactief. De Heikikker komt vaak samen met de Bruine kikker
voor. Vermoedelijk wordt de Heikikker onder natuurlijke omstandigheden ongeveer
10 jaar oud.
Voedsel:
Heikikkers houden van een gevarieerd menu, waarop kevers een belangrijke plaats
innemen, naast regenwormen en andere ongewervelde dieren. Maar ook vliegen en
vlinders versmaden zij niet.
Voortplanting:
Als voortplantingswateren dienen petgaten, dode rivierarmen en de meest uiteenlopende
watertjes in de omgeving van de hierboven genoemde leefgebieden, als ze maar
in de volle zon liggen. Regelmatig worden voor de afzet van de eitjes ook tijdelijke
wateren gebruikt. In grotere geschikte wateren kunnen meerdere baltsplaatsen
voorkomen, waar dan enkele honderden (zo niet duizenden) Heikikkers bij elkaar
komen. De vrouwtjes zetten één of twee eiklompen, die 500 tot
3000 eitjes bevatten, af boven planten (zij geven de voorkeur aan vlotgras)
op een waterdiepte van 10 tot 30 cm.De vrouwtjes verlaten na enkele dagen het
water weer. Mannetjes kunnen er tot een maand blijven.
De larven:
De embryonale ontwikkeling is na 14 tot 25 dagen voltooid, afhankelijk van de
temperatuur. De zwartbruine larven hebben, als ze uit het ei komen, een lengte
van 3 - 5 mm. en groeien door tot ze een lengte van circa 45 mm. hebben. De
trek van pas gemetamorfoseerde kikkertjes begint eind juni en kan doorgaan tot
begin / half september. Zij hebben dan een kop-romp-lengte van 12 - 16 mm. Na
een tweede of derde overwintering worden de dieren geslachtsrijp. Mannetjes
moeten hiervoor een lichaamslengte van minimaal 35 mm. hebben.
De larven en pas gemetamorfoseerde Heikikkertjes zijn hoofdzakelijk dagactief.